Als longkanker wordt ontdekt zonder dat er op dat moment aanwijzingen zijn voor uitzaaiingen naar lymfklieren of andere organen is er een goede kans op genezing door operatie of bestraling. Dit is het geval bij 10 tot 15% van de patiënten. Is er sprake van uitzaaiingen naar de lymfklieren dan is genezing nog mogelijk, maar met lagere kansen. De behandeling –doorgaans een combinatie van chemotherapie en bestraling – is in die gevallen wel gericht op genezing (KWF).
Is er sprake van uitzaaiingen naar andere organen, dan is de behandeling vanaf het begin uitsluitend gericht op het remmen van de ziekte en het verminderen van de klachten (palliatieve behandeling). Datzelfde geldt voor patiënten bij wie na een op genezing (curatie) gerichte behandeling de tumor later terugkeert (recidief) of bij wie alsnog uitzaaiingen aan het licht komen. In de afgelopen jaren zijn de vooruitzichten van een flink deel van deze patiënten door de komst van nieuwe medicamenten echter flink verbeterd.
Waar in het verleden slechts een gering percentage langer dan 1 jaar overleefde, is dat percentage door intensievere therapie en de nieuw beschikbaar gekomen middelen sterk gestegen. Er zijn recente ontwikkelingen van gerichte therapie op DNA mutaties en immunotherapie. Daarmee is de verwachting dat de behandeling van longkanker verbetert. Ook combinaties van chemotherapie en immunotherapie laten verbetering zien.
Daarnaast draagt de verbeterde diagnostiek bij aan een grotere overlevingskans. Met de spiraal CT-scan kunnen afwijkingen eerder ontdekt worden en de PET CT-scan brengt uitbreiding van kanker nauwkeuriger in beeld (IKNL).
De overlevingskansen zijn verschillend voor niet-kleincellig en kleincellig longcarcinoom. Onderstaande tabellen laten de overlevingskansen zien van de jaren na diagnose. Mensen met de diagnose kleincellig longcarcinoom hebben een lagere overlevingskans. Het toepassen van immunotherapie is een ontwikkeling van de laatste jaren waarvan de effecten mogelijk in een latere periode terug te zien zijn dan zichtbaar in onderstaande tabel.
Niet-kleincellig longcarcinoom | Aantal jaren na diagnose | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Periode van diagnose | Aantal tumoren | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
1996-2000 | 33089 | 100% | 39% | 24% | 18% | 15% | 14% | 13% | 12% | 11% | 10% | 10% |
2001-2005 | 35204 | 100% | 40% | 24% | 18% | 16% | 14% | 13% | 12% | 11% | 10% | 9% |
2006-2010 | 41546 | 100% | 44% | 29% | 22% | 19% | 17% | 15% | 14% | 13% | 12% | 11% |
2011-2015 | 45575 | 100% | 47% | 32% | 26% | 23% | 20% |
Kleincellig longcarcinoom | Aantal jaren na diagnose | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Periode van diagnose | Aantal tumoren | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
1996-2000 | 7674 | 100% | 29% | 9% | 5% | 4% | 4% | 3% | 3% | 3% | 3% | 3% |
2001-2005 | 7790 | 100% | 28% | 11% | 7% | 5% | 5% | 4% | 4% | 4% | 3% | 3% |
2006-2010 | 8609 | 100% | 32% | 13% | 9% | 8% | 7% | 6% | 5% | 5% | 4% | 4% |
2011-2015 | 8726 | 100% | 34% | 15% | 11% | 9% | 8% |